Suikerziekte

door Herman Aa
www.dierenadviesonline.nl

Uw huisdier lijdt aan suikerziekte. Deze ziekte wordt veroorzaakt doordat de alvleesklier niet meer in staat is het hormoon insuline te maken, dat ervoor zorgt dat suikers – die o.a. met de voeding binnenkomen – omgezet worden in stoffen voor de energievoorziening. Wanneer in het lichaam geen of te weinig insuline wordt aangemaakt, stijgt het bloedsuikergehalte. Dit heeft o.a. tot gevolg dat het dier een hongergevoel krijgt, aanvankelijk meer gaat eten en daardoor soms dikker wordt maar later toch vermagert.
Ook zorgt het hoge bloedsuikergehalte ervoor dat onvoldoende vocht in het lichaam wordt vastgehouden. Dit heeft weer tot gevolg dat uw huisdier zeer veel gaat plassen. Om dit vochtverlies aan te vullen gaat hij/zij zeer veel drinken.

Om deze kwaal te behandelen, moeten we insuline aan het dier toedienen. Dit stuit op een paar praktische problemen, die meestal goed zijn op te lossen.

Omdat het hormoon insuline uit eiwit bestaat, kan dit niet als tablet o.i.d. worden toegediend, omdat dit net als andere eiwitten uit de voeding in het maagdarmkanaal wordt verteerd.
Andere tabletten, zoals van de mens, werken ook niet omdat de hond en de kat hierop niet reageren.
De toediening moet dus altijd per injectie. Iets wat de eigenaar van het dier aanvankelijk erger vindt dan uw huisdier zelf. Deze went daaraan zeer snel, temeer daar na het spuiten altijd gegeten moet worden. Met spuiten wordt dus al snel geassocieerd met het ’te eten krijgen".
De insulinebehoefte kan van moment tot moment verschillen. Afhankelijk van de soort insuline moet deze lx per dag worden toegediend of vaker. Omdat de behoefte nogal kan verschillen moet altijd op een vaste tijd gegeten worden met een afgepaste hoeveelheid. In onze praktijk kan met een voedingsmodule uitgerekend worden hoeveel voer u per keer mag geven. U moet hiervoor wel het gewicht van de hond aan ons doorgeven en het voer waaraan u de voorkeur geeft.
Tevens moet zo’n 2x per week de urine worden gecontroleerd, om te zien of nog wel de juiste hoeveelheid insuline wordt toegediend. Hiervoor kunt u in onze Dierenapotheek glucosesticks bestellen. die simpelweg door middel van een kleurcode aangeven of u teveel of te weinig insuline geeft.
In moeilijke gevallen moet m.b.v. bloed een bloedsuiker-gehaltebepaling gedaan worden.
Het spuiten van een te geringe hoeveelheid insuline levert nooit gevaar op, uw huisdier gaat t.g.v. het weer stijgen van de bloedsuikerspiegel nu veel plassen en drinken.

Wel moet u oppassen, niet teveel insuline te spuiten, daar dit kan leiden tot een sterke bloedsuikerdaling, die kan leiden tot een soort comatoestand, een ‘hypo’. De eerste verschijnselen van zo’n ‘hypo’ zijn: honger, onrust, slap op de poten en spiertrillingen, later evt. bewustzijnsverlies. U dient uw huisdier dan onmiddellijk via zijn bek wat suiker/stroop/of andere zoetigheid te geven. Het dier herstelt dan snel. Na een hyposituatie moet u er wel voor zorgen dat er ook ’s nachts extra eten ter beschikking staat en de volgende dag moet u een halve dosering insuline spuiten.
Met de bijgeleverde teststrips, is het zeer goed mogelijk uw huisdier een nagenoeg normaal bestaan te geven. Bij vragen moet U gewoon bellen of even langs komen op het spreekuur. De dierenarts geeft u met alle liefde een demonstratie hoe de injectiespuit te hanteren en de nodige informatie, zodat het geheel geen problemen gaat geven.
Ook kunt u bij de dierenarts een speciaal voer bestellen waardoor de insulinebehoefte veel minder zal zijn. In enkele gevallen is zelfs genezing mogelijk en is het helemaal niet meer nodig insuline toe te dienen.

Succes!!