De vossenlintworm
De vossenlintworm, Echinococcus multilocularis, is de oorzaak van de meest ernstige parasitaire zoönose die we in Europa kennen. In Nederland wordt deze parasiet in Zuid-Limburg en Oost-Groningen gevonden, maar het verspreidingsgebied breidt zich uit. Honden en katten kunnen ook besmet raken met deze parasiet. Daarom is het belangrijk dat dierenartsen informatie verstrekken over behandeling tegen E. multilocularis als mensen met honden in risicogebieden wonen of op vakantie gaan.
De vossenlintworm is een kleine lintworm, die voorkomt in de dunne darm van vossen (eindgastheer). In Centraal-Europa komt de vossenlintworm al decennialang voor bij vossen. Sinds 1997 wordt de vossenlintworm ook in ons land bij vossen gevonden, in Zuid-Limburg en Oost-Groningen en in 2012 is een besmette vos in de omgeving van Staphorst gevonden. Het aantal besmette vossen in Nederland neemt echter met name in Limburg toe. Ook in de rest van Europa verspreidt de vossenlintworm zich.
Op de kaart hieronder zijn de locaties van de onderzochte vossen in Nederland weergegeven, voor de periode 1998 tot 2012. De rode spots zijn vossen met E. multilocularis en groene spots zijn vossen zonder E. multilocularis.
Risico voor mens en dier
Als eieren van deze parasiet worden opgenomen door mensen kunnen zij alveolaire echinokokkose (AE) ontwikkelen. Dit is een zeldzame ziekte met een incubatietijd van 5 tot 15 jaar die, indien onbehandeld, fataal kan zijn. Hondenbezit is een mogelijke risicofactor voor AE. Honden en katten lopen, net als vossen, een besmetting op door het eten van besmette knaagdieren (tussengastheer) die voorkomen in de biotoop van vossen. De hond kan door zijn vacht te likken gemakkelijk de plakkerige eitjes vanonder zijn staart over zijn hele lichaam uitsmeren. Door het aaien van, of gelikt worden door, een besmette hond kan deze lintwormsoort ook worden overgebracht naar mensen. Daarnaast is voor mensen het eten van ongewassen bosvruchten de belangrijkste risicofactor. Katten spelen geen grote rol bij de verspreiding van de eitjes, omdat zij veel minder eitjes uitscheiden na een infectie.
Behandeladvies
De European Scientific Council Companion Animal Parasites raadt aan om jachthonden in gebieden waar de vossenlintworm voorkomt elke vier weken te ontwormen met een wormmiddel waar praziquantel in zit (zie www.esccap.org). Ook andere honden en katten in risicogebieden die regelmatig los buiten lopen, zouden elke vier weken moeten worden ontwormd met een praziquantel-houdend wormmiddel. Voor Nederland geldt dit advies in de risicogebieden Zuid-Limburg en Oost-Groningen. Als honden en katten meegaan op vakantie naar risicogebieden in binnen- en buitenland, dient vermeden te worden dat zij knaagdieren eten. Na terugkomst moet op twee achtereenvolgende dagen met een praziquantel-houdend wormmiddel worden ontwormd. De eerste twee dagen na het ontwormen mag de ontlasting niet in het milieu komen, maar dient deze via het huishoudelijk afval (niet GFT!) te worden afgevoerd.
Een enkele keer is de hond tussengastheer van de vossenlintworm. Dit is beschreven in: van Riel, A., Sjollema, B., Klarenbeek, S., van der Giessen, J. 2007. Een hond met alveolaire echinococcose: het blaaswormstadium van de vossenlintworm, Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 132, aflevering 21.
Voor meer informatie en folders over de parasiet, de cyclus en alveolaire echinokokkose kunt u terecht op www.rivm.nl/vossenlintworm.
Bron: Vetinf@ct, een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA. Een nieuwsbrief speciaal opgezet voor veterinairen en wordt verstuurd op het moment dat er actuele informatie over zoönosen is.