Zowel voor mens als dier geldt: ademen gaat vanzelf. Maar wat als de ademhaling foutjes heeft?
De ademhaling wordt geregeld in de hersenen (medulla oblongata) en gaat onbewust.
Waar het in feite om gaat is dat zuurstof in voldoende hoeveelheid dient te worden opgenomen en koldioxyde – de afvalstof – moet worden uitgestoten.
Het is dus een soort chemische fabriek, het ademhalingssysteem!
Gemiddeld 15 keer/minuut trekken de middenrifspieren samen, de borstholte wordt groter en de longen zetten uit.
Nu kan lucht (zuurstof) naar binnen worden gezogen. Door het ontspannen gebeurt het tegenovergestelde.
Hapert de ademhaling, dan worden inspanningen moeilijk.
Hardlopen en springen bijvoorbeeld vraagt om veel zuurstof.
Wordt dit teveel, dan is stilstaan de oplossing en een korte periode van goed en diep in- en uitademen zorgt dat het geheel weer goed functioneert.
Maar het wordt anders wanneer het ‘kortademigheid’ (dyspneu) of ‘benauwdheid’ wordt, zonder aanwijsbare oorzaak en vaak terugkerend.
De oorzaak moet gezocht worden in longen en luchtwegen, hart of bloed.
Benauwdheid als gevolg van een longprobleem kan doordat de longen beschadigd of stug zijn geworden, maar ook vernauwde luchtwegen veroorzaken dit, waarbij vooral het uitademen moeilijk is.
Doordat dan onvoldoende koolzuurgas wordt uitgescheiden raakt de ademhaling ontregeld.
Een longfunctietest kan hierover uitsluitsel geven.
Is dit niet zo, dan moet een hartonderzoek volgen.
Werkt het hart niet goed en is er een hapering in de pompfunctie hoopt zicht vocht op in de longen – longoedeem.
De ontstane kortademigheid geeft een zwaar gevoel op de borst en soms ontstaat een fluitende ademhaling.
Juist hierdoor kan tijdens de slaap een benauwdheidsaanvallen ontstaan (paroxismale nachtelijke dyspneu.
Een zeer onregelmatige ademhaling – snel en diep, langzaam en oppervlakkig, periodes van ademstilstand – kunnen 2 oorzaken hebben:
1. Het hart en
2. ‘n Afwijking in de hersenen.
Een constante diepe en snelle ademhaling zien we we bij bloedarmoede en bloedingen.