‘Vorig jaar heb ik met de kleinkinderen enkele dagtochtjes gemaakt. We zijn naar het speelgoedmuseum geweest en hebben het Noorderdierenpark bezocht.
Het waren vermoeiende maar plezierige uitstapjes.
Vraag me niet wat het gekost heeft:
In het Noorderdierenpark alleen al moest ik bijna 25 euro betalen!’
Op de vraag aan de vriendelijke kassajuf “Is het zó duur?” zei ze “Ja, want er is iets nieuws bij gekomen”.
Waarop Poortman meende te moeten antwoorden “En heb ik het geluk dat ík dat dan allénig moet betalen?”
De juffrouw keek hem verbouwereerd aan niet wetende wat te zeggen.
Tijdens zo’n reisje moet je een bepaalde levensfilosofie ontwikkelen, tenminste wanneer je het jezelf niet al te moeilijk wilt maken, aldus Poortman. Hij huldigt het standpunt dat ‘wat ze zelf kunnen, daar dien je je niet mee te bemoeien’. Dus zoveel mogelijk hun eigen gang laten gaan en zelf een strategisch gemakkelijk punt uitzoeken: in de schaduw en uit de wind.
Punt twee voor een geslaagde dag is volgens hem ‘zoveel mogelijk patat en ijs laten eten en dito limonade erin gieten, zodat ze geen pap meer kunnen zeggen’.
De volgende uren heb je er geen kind aan, de jongsten vallen meestal in slaap, ‘mar da’s meer biezake!’.
Zijn kleinzoon had het dit jaar helemaal voor Poortman uitgezocht: Eerst naar Artis, dan de rondvaart en daarna Madame Tusseaud.
De treinreis was vlot verlopen, de kinders verdiept in stripboekjes en voorzien van zakken snoep.
Op het station in Zwolle hadden ze al direkt een boekenstalletje ontdekt. Uit ervaring ging hij altijd met ze mee, omdat zijn kleindochter al eens een Playboy voor hem had meegenomen en dat stond wat vreemd ‘Opa met de Playboy tussen alle kleinkinders; op de voorpagina ging nog wel: ûn nimfe met schoen’n án en een véter umme!!’
Dus na de voorspoedige reis, werd de hele trein verkend: een hele dikke mevrouw die 2 plaatsen nodig had, een Sinterklaas in burger, een punker en een meneer met ‘n lange grijze rok aan die een Arabier bleek te zijn.
In Amsterdam aangekomen hadden ze lijn 9 genomen en op de vraag aan de trambestuurder ‘Een kaartie veur een bejaarde en 2 kinders’ kreeg hij het antwoord ‘kaarten op!’.
Als een echte provinciaal wilde hij niet voor niets reizen en gaf de trambestuurder 50 eurocent.
Met anderhalf uur hadden ze Artis gezien en waren ze weer op weg terug naar het centrum waar hij een patatzaak kende ‘die veul televisie in de patat dût!’
Daarna Madame Tusseaud – een wonderlijke wereld voor de kleintjes.
Op vragen aan een wassen beeld kreeg kleinzoon verwonderd geen antwoord.
Toen de rondvaartboten.
De kinderen hadden alle aandacht voor het kleinste huisje en de gevangenis onder de brug. De rest van de tijd zaten ze meer ónder dan óp de bank.
Daarna de Dam.
Een plein vol bruisend leven en tegenstellingen – een poppenkast, een stel indringende trommelaars, zingende jongens en meisjes om een 3 meter groot kruis.
Met ijsjes in de handjes ging het weer richting station en hadden de roltrappen de volle aandacht.
In de trein heeft ie niets meer van ze gemerkt en sliep ook zelf ‘as een osse’ na zo’n vermoeiende en ‘anstrengende’ dag.
Toen ze thuis kwamen hadden ze gevraagd: “Opa wanneer gaan we weer?”