Koe van het noorden
De Kerstman maakt overuren en nergens ontkomt de argeloze consument nog aan kerstliedjes. Inmiddels kent iedereen de klassiekers weer.
Maar wie is eigenlijk die Rudolph, dat ’RedNosed Reindeer’, en waar vinden we hem en zijn soortgenoten in de rest van het jaar.
Het woord rendier stamt van het Oud-Noorse ’hreindyri’.
We kennen hem natuurlijk van de slee van de Kerstman, die door negen rendieren wordt getrokken. Die met de rode neus is Rudolph. De andere heten Dasher, Dancer, Prancer, Vixen, Comet, Cupid, Donner en Blitzen.
Een rendier is een vrij groot hert uit de onderfamilie van de schijnherten.
Ze wonen in de toendra’s en noordelijke bosgebieden van de oude en de nieuwe wereld.
Ze voeden zich met rendiermos, korstmossen, kruiden, grassoorten, wortels en boombast.
We onderscheiden een twintigtal ondersoorten, zoals het Noord-Europese rendier, het Spitsbergen rendier en in Noord-Amerika de boskariboe.
De domesticatie van rendieren is al in de 5e eeuw begonnen. Daardoor zijn ze zo tam dat zelfs een kind een kudde kan hoeden.
Bij deze hertensoort dragen zowel de mannetjes als de vrouwtjes een gewei. Dat is onregelmatig en sterk vertakt, en wordt zowel door de mannetjes als de vrouwtjes ter verdediging gebruikt in gevechten, alleen gebruiken de mannetjes het niet bij onderlinge gevechten om een vrouwtje!
Het strottenhoofd van de stier heeft een zakvormige uitpuiling – een opblaasbare zak – waarmee ze hun specifieke geluid produceren.
Gemiddeld worden ze zestien jaar, maar er zijn uitzonderingen van wel veertig jaar.
Ze leven op de toendra’s op de Noordpool in grote kuddes bij elkaar. Zo’n kudde bestaat uit koeien, kalveren en jonge stiertjes. De oudere mannetjes leven solitair of in kleine roedels.
Opvallend is dat hun sociale rangorde gedurende het seizoen veranderd.
Zo zijn tijdens de bronsttijd de mannetjes met grote geweien de baas.
Hebben ze deze daarna afgeworpen, dan zijn de wijfjes de baas en die behouden hun gewei om het kalf te beschermen zolang het bij de moeder loopt.
Het rendier is voor de bewoners van het hoge noorden wat de koe is voor de mensen in de zuidelijker streken. Ze leveren alles wat nodig is: de enorm vette melk (22% vet, 11% eiwit, 3,5% melksuiker), waar kaas van wordt gemaakt, vlees voor de voeding, huiden voor kleding en schoeisel, etc.
Van de pezen worden de kano’s en schoenen bij elkaar gehouden, de huiden worden gebruikt voor gordijnen en kussens en de beenderen om naalden van te maken.
Herman Aa Wat Wilt U Weten de Telegraaf op Zondag 23-12-2007