Wanneer je voor het eerst iets gaat schrijven in het dialect heb je de neiging de woorden precies zo te schrijven als ze worden uitgesproken.
Deze fonetische schrijfwijze lijkt misschien makkelijk, maar het is moeilijk dit consequent toe te passen, bovendien is het dan haast niet te lezen. Denk maar aan het woordenboek in een vreemde taal, waarbij de uitspraak fonetisch zou worden vermeld. Je hebt dan voor iedere klank een apart teken nodig, een teken dat niet altijd in het Nederlandse spellingsysteem voor komt en dus moet er met vreemde lettertekens gewerkt worden wat dan weer een afwijkend schriftbeeld geeft en dat is zowel moeilijk te schrijven als te lezen.
Dus blijft het beter het Nederlandse spellingsysteem aan te houden en als uitgangspunt te nemen.
Op school zijn we immers dagelijks bezig de kinderen de beginselen hiervan bij te brengen. Daarom is het ook een prima uitgangspunt voor het schrijven in het dialect.
Waarom zou je in het dialect woorden schrijven als statsjon (station), polietsie (politie), un (een of ´n), ut (het of ´t) en kompjoeter (computer).
Ook zijn er natuurlijk een flink aantal woorden die in het dialect in klank en dus ook in schrijfwijze afwijken van het Nederlands.